. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
..ZWARTE MEDISCHE INFORMATIE : NIET VOOR LEKEN



..WAANSTOORNIS
. . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
..WEESGEGROETJES
. . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . .
Amsterdam 25 februari 2007

Geachte dokter van der Feltz Cornelis,

Enige tijd geleden, na het afscheid nemen van mijn toenmalige huisarts dr. Nijhof, kreeg ik mijn medisch dossier in handen.

Daarin vond ik onder andere uw bevindingen naar aanleiding van de consulten die ik bij u en een samenwerkende arts in opleiding had.
Zoals u zult zien, ben ik het met een aantal van uw observaties en diagnoses oneens.
Ik hoop dat u intussen meer over MCS weet en alsnog sommige van uw conclusies over mij wilt en zult herzien.

Ten allen tijde ben ik bereid tot discussie en om me naar vermogen beschikbaar te stellen voor onderzoek ten dienste van de wetenschap.

Alvast mijn dank en met vriendelijke groeten,

Mirjam Ruijter,
vogelvrije proefkanarie
PS: Ik had u na uw lezing over ME/CVS in het VU medisch centrum deel uitmakend van de cyclus Ziek of? Ziek of niet over bovenstaande persoonlijk willen spreken maar jammer voor mij: u was direct daarna vertrokken.
Mij viel tijdens de zeer prettig te beluisteren lezing op dat Blootstelling aan gifstoffen ontbrak op de lijst met een opsomming van mogelijke oorzaken van ME/CVS. Uw reactie was:
"Ik heb niet gezegd dat dat niet kan!"
Hopelijk heeft mijn opmerking u aangezet tot nadere literatuurraadplegingen en onderzoek.
Indien nodig: een paar hulpvaardige links met relevante informatie verzamelde ik op
http://PS-vertrouwelijk.blogspot.com : rechts, en er zullen er meer toegevoegd worden.
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
ZWARTE TEKST: DR. C.M. VAN DER FELTZ CORNELIS:
LAS Postbus 74077, 1070 BB Amsterdam
De heer R Nijhof, huisarts Johannes Verhulststraat 41 1071 MS AMSTERDAM
GGZ buitenamstel Volwassenen
locatie Lassusstraat 2, 1075 CV Amsterdam postadres Postbus 74077, 1070 BB Amsterdam telefoon 020-57 36 600 fax 020-57 36524
contactpersoon C. van der Feltz datum 20juli 2005
kenmerk Ruij/CF/pb cliëntnummer 116317
onderwerp Diagnostiek
Geachte collega,
Van 20 april tot 8 juni 2005 zagen wij op de polikliniek van GGZ Buitenamstel, Locatie Lassusstraat, op uw verzoek uw patiënte mevrouw M. Ruijter, geboren 12-09-1946, wonende op de Nassaukade 303-IV, 1053 LN te Amsterdam, voor een intake. Reden van aanmelding: Diagnostiek ten aanzien van psychiatrische verklaring voor klachten, verwijzing door huisarts op verzoek van dr. J.G.L. Timmerman, GG&GD, waar patiënte een aanvraag voor hulpmiddelen heeft gedeponeerd. Hulpvraag: Patiënte wil een bevestiging dat haar klachten niet worden veroorzaakt door psychische factoren. Psychiatrische voorgeschiedenis: 1976-1978 depressie, gespreksgroep. 1989 chronisch vermoeidheid syndroom. 1991 anorexia episode gedurende 9 maanden (anamnestisch)

Oranje + paarse tekst : proefkanarie Mirjam Ruijter
>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>
In 1991 woog ik een tijdlang 56 kilo (bij 173 cm lengte) wat door de door mij geconsulteerde internist, dr. Callewaert, voormalig leidinggevende in een psychiatrisch ziekenhuis, als anorexia nervosa werd aangemerkt.
Daarom bood hij me aan elke week bij hem op psychotherapeutisch consult te komen.
Na het tweede consult las hij mijn voedselinname/klachten- dagboek en vermoedde en constateerde al snel de ware oorzaak van mijn ondergewicht: coeliakie.
Een eetstoornis werd toen uitgesloten en de voorgestelde therapie bleek onnodig.
In 1991 at ik weinig koolhydraten, wel ook weer wat glutenhoudend voedsel omdat de geraadpleegde allergoloog, dr. Widjaja, vond dat ik dat moest doen..
"Zelfdiagnose is gevaarlijk!" zei deze arts toen ik hem confronteerde met bevindingen over mijn tests en de daaruit gebleken overgevoeligheden.
En ik at zeer veel amandelen waarvan ik het vet niet kon verteren, waardoor ik maandenlang vetdiarree had en sterk afviel.
Door vanaf begin 1992 glutenvrij te eten, verdwenen minstens twaalf klachten en had ik snel weer een normaal gewicht.
Eenmalig een keuring door psychiater via het GAK in verband met chronische vermoeidheid. De gegevens uit deze expertise werden mij niet ter hand gesteld.
Een keer ben ik via het GAK op consult geweest bij een psychiater en bij een reumatoloog, in verband met het objectiveren van chronische vermoeidheid.
Deze artsen vonden geen aanwijzingen voor psychiatrische afwijkingen of stoornissen.
Volgens de reumatoloog waren hypermobiliteit en coeliakie de enige ziekten waaraan ik leed.
Speciële anamnese
Patiënte heeft bij de GG&GD gevraagd om een vergoeding voor voorzieningen die door collega Meinardi, allergoloog in het AMC, worden aangeraden in verband met de daar gestelde diagnose Multipele Chemische Overgevoeligheid (MCS). Teneinde deze vergoeding te krijgen moet een psychiatrische oorzaak voor de klachten van patiënte worden uitgesloten. Het ziekenfonds wijst vergoedingsverzoeken af, hiervoor loopt reeds een juridische procedure.
Patiënte heeft een advocaat vanwege het weigeren van een dieetkostenvergoeding door de gemeente. Ze eet weinig gluten
Sinds 1992 eet ik dus glutenvrij.

In 1989 heb ik, een half jaar lang aan de hand van het boek: "Eetwaar = eetbaar?" van biochemicus Kamsteeg van het KEAC (klinisch ecologisch allergie centrum) uitgetest op welk voedsel ik reageerde.
Al snel bleek dat door het stoppen met het consumeren van granen veel klachten verdwenen en ik vond meer aanwijzingen dat ik allergisch danwel overgevoelig was voor verschillende andere voedingsmiddelen.
omdat zij meent coeliakie te hebben, hoewel uit de biopsie geen glutenovergevoeligheid bleek.
Coeliakie is destijds wel door een specialist overwogen als diagnose.
Na een jaar nauwelijks en drie maanden helemaal geen gluten gegeten te hebben, testten de in 1992 genomen dunnedarmbiopten negatief.
Voornoemde internist diagnosticeerde: enteropathie, vermoedelijk gluten en zei: “Je hebt coeliakie”.

Hij was zo zeker van de diagnose dat de test niet over gedaan hoefde te worden en schreef me een levenslang glutenvrij dieet voor.
Sinds juni 2004 draagt patiënte een helm met luchtfilter via lotgenotencontact.
Dr. Meinardi schreef me, begin 2004, een helm met luchtfilter voor. Dat wil zeggen: een voor industriële doeleinden ontworpen ademhalingbeschermingsapparaat dat mij in staat stelt met in verhouding weinig en lichte klachten te functioneren.
Zij is voor de MCS onder behandeling bij dr. Meinardi (dermatoloog/allergoloog) van het AMC en dr. Blomme (elektro-acupuncturist). Haar klachten begonnen na het verven van haar vloer in 1986 en zijn geleidelijk erger geworden. Patiënte heeft zorgen om haar klachten en besteedt veel tijd aan het zoeken naar oplossingen. Zij zegt dat ze meer klachten krijgt als ze haar helm niet draagt. Klachten zijn onder andere vermoeidheid, duizeligheid, buikpijn, steken in de heup
Tijdens pijnlijke buikslijmvliezen (vooral van de dan zeer gezwollen dikke darm en soms ook van de blaas en de plasbuis) ervaar ik ook pijn aan de linkerkant van de wervelkolom, ongeveer op heuphoogte; die verergert als er druk op komt.

Dezelfde pijnen ondervind ik na het eten van gerookte of sterk gegrilde vis.
Pijnsteken in de rechterheup heb ik wel eens na een te grote inname van eiwitten en/of van een soort dat ik niet verdraag.
en andere pijnklachten en branderigheid in verschillende lichaamsdelen. Haar pijnklachten verbeterden de laatste weken na het stoppen van experimenten met haar helm.
In het voorjaar van 2005 deed ik experimenten met een kamerluchtreiniger;
de IQAir Multigas, met Purafil CP blend filtermateriaal dat vluchtige koolwaterstoffen absorbeert/oxideert; een apparaat dat ik op proef had.
Ernaast slapen ging goed.
Verder weg van de luchtreiniger in de kamer ondervond ik een strak gevoel in mijn borst en duizelingen totdat er bij zuidwestenwind vliegtuigen overvlogen:
toen kreeg ik zelfs, terwijl ik alleen naast het apparaat mijn helm afhad, de mij bekende ernstige en langdurige buikklachten.
Link http://mirjamcs-pds.blogspot.com
Patiënte slaapt goed. Ze is vaak vroeg wakker en slaapt overdag vaak een half uurtje.
Zij vindt zichzelf niet depressief. Patiënte zegt niet vaak angstig te zijn, maar noemt wel veel voorbijgaande vluchtige angstige gedachten tijdens het gesprek. Patiënte beschrijft in de voorgeschiedenis verwarde episoden. Patiënte vertelt recent bijna gestikt te zijn doordat zij met de helm op slaapt met daar over een plastic zak
Ik sliep sinds oktober 2004 een tijdlang met mijn hoofd in een plastic zak verbonden aan het mobiele luchtfilter totdat ik, door noodzaak gedreven, op het idee kwam een Tyvek (dampdoorlatend 'nonwoven' PE) "slurf" aan een van mijn kamerluchtreinigers te maken. In 2005 maakte ik ook een
tent voor over mijn bed die eveneens opgeblazen werd door een van mijn apparaten.
en ‘s nachts de luchtverversingsmotor uitgevallen was. Tevens vertelt zij een aantal keer aangevallen te zijn op straat omdat zij zich op koninginnedag met helm en kroontje erop en wit pak eronder op straat had begeven. Toch verkiest zij de helm te dragen.


Familieanamnese: Broer: schizofrenie.
Huidige sociale situatie: Patiënte is alleenstaand, gescheiden. Haar ouders zijn overleden. Zij heeft twee broers, waarvan er één schizofrenie heeft. Ze heeft geen kinderen en nooit een kinderwens gehad. Haar inkomsten bestaan uit een WAO-uitkering
Vanaf augustus 1993 had ik een AAW- en nu heb ik een WAZ- uitkering. Beide op bijstandsniveau.
(80-100% afgekeurd sinds 1989) en huuropbrengsten van de onderhuur van een zolderkamer.
Met de huuropbrengsten van de onderhuur van een zolderkamer betaal ik een deel van de huur van mijn atelier.
Zij is actief in lotgenotenorganisaties. Zij beschouwt zichzelf als kunstenares maar heeft geen inkomen daarvan. Patiënte zingt in een zangkoor met helm op.
Een tijdlang nam ik deel aan mantra's zingen in een groep. We improviseerden ook met verschillende stemmen en boventonen. Het samen zingen was voor mij vaak de prettigste belevenis van de week.
Na een vraag van de begeleider of het motortje van mijn ademhalingbeschermingsapparaat uitgezet kon worden in de pauzes, omdat het zulke irritante geluiden en trillingen voortbracht, ben ik met het samenzingen gestopt... want ik kies ervoor de helm en de ademhalingbeschermingsapparatuur te dragen in plaats van de door mij als ernstig ervaren klachten.
Somatiek / Medicatie / Intoxicaties:
Voorgeschiedenis:
1980 Tubaligatie
1987 PAP IIIa, conisatie en curretage
1988 onderzocht op allergie: oa. huisstofmijt, hondenhaar: test negatief
In 1988 ben ik voor de eerste keer onderzocht op allergie: huismijtenpoep en hond testten sterk positief.
Veren testten ook positief.
Tests 1991: o.a. spinazie, gerst, tomaat, mais: positief.
In 2003 is onderzoek gedaan door dr. Toben, longarts die ik, gebracht per auto en rolstoel, consulteerde wegens ‘benauwdheids’-klachten.
Mijn longen bleken geheel in orde: provocatie met histamine leverde geen reacties op.
Dr. Toben nam mijn klachten wel serieus en zei dat ik aan een onbekende ziekte leed/lijd.
. . . . . . . . . . .
Toxicoloog Daunderer en dr. Cheney verklaren "benauwdheidgevoel" respectievelijk als zuurstofgebrek in de weefsels en in de cellen.
Het is voor mij heel duidelijk: als ik het akelige gevoel heb, verergert het als ik me beweeg.
1991 enteropathie, geen aanwijzingen glutenintolerantie bij darm biopt
1998 uterus myomatosus osteopenie LWK en heup
Tractus anamnese:
Wanneer patiënte haar helm draagt, geeft zij aan geen klachten te hebben, behoudens vermoeidheid. Zonder helm geeft zij multipele pijn klachten aan.
In verhouding heb ik, doordat ik een ademhalingbeschermingsapparaat en een helm draag, behoudens vermoeidheid, weinig en meestal lichte klachten.

Soms gaat er wel iets mis, bijvoorbeeld door onderdruk, die ontstaat door snel in te ademen en ook bij sterke wind en/of fietsen.
Mijn door oplosmiddelenschade verhoogd doorlaatbare huid leidt op momenten van blootstelling aan verse parfum- en rookgassen dagelijks tot klachten als: "opvliegers", een branderige huid en me beroerd voelen.
Lichamelijk onderzoek:
Niet verricht
Lichamelijk onderzoek om bijvoorbeeld de relatie tussen blootstelling aan parfumgassen en klachten te diagnosticeren is bij mij gemakkelijk te doen:
men doet een zak over de helm van mijn ademhalingbeschermingsapparaat, waardoor ik niets zie en van buiten de helm niets ruik . .
dan worden er op een voor mij onverwacht moment extra prikkelende gassen in de lucht gebracht . .
na korte tijd wordt waarschijnlijk zichtbaar dat ik huid- en misschien meetbaar: ook andere klachten krijg, zoals ik die rond half 5 en half 11 thuis meestal tegelijkertijd heb: "opvliegers" en me "beroerd voelen".
Een andere methode wordt beschreven op http://gifstof-leerstof.blogspot.com : Kap op kap af: Kap op kap af: Kap op kap af: Proefkanariespelletje
Intoxicaties:
Alcohol: geen
Roken: nooit gerookt
Drugs: geen
Intoxicaties: lood (bloedonderzoek in 1991 of 1992) en waarschijnlijk ook door nog nader te specificeren stoffen.
Medicatie:
Homeopathische/alternatieve medicijnen, supplementen.
Psychiatrisch onderzoek:
Patiënte is een niet zieke, goed verzorgde vrouw met een uiterlijk conform haar kalenderleeftijd van 58 jaar. Zij draagt een helm met versiering in de vorm van een kroon, met mobiel luchifilter in een rugtas. Zij is coôperatief en brengt een zelfgemaakte lijst met haar klachten mee.
Zij heeft iets eigenzinnigs in het contact, maar legt op haar manier toch wel contact.
Opvallend is dat zij tijdens de gesprekken informatie achterhoudt, zoals bijvoorbeeld de schizofrenie van haar broer.
De samenwerkende arts in opleiding bij de GGZ Buitenamstel te Amsterdam, verzuimde te vragen of ik familieleden heb met een psychiatrische aandoening.
Op een bepaald moment heb ik zelf verteld dat ik een broer heb met schizofrenie.
Patiënte heeft een helder bewustzijn. Haar aandacht is goed te trekken en te behouden.
Zij is goed georiënteerd in tijd, plaats en persoon. De intelligentie imponeert gemiddeld.
Er zijn geen hallucinaties. Er is geen depersonalisatie of derealisatie. Het denken verloopt in een normaal tempo, met een normale samenhang en beloop. Er is wel de neiging tot dwangmatig herhalen.
Ik wil nog wel eens herhalen dat ik ervan overtuigd ben dat gifgassen in de lucht de meeste van mijn klachten veroorzaken.
Patiënte is gepreoccupeerd met haar symptomen en heeft hier eigen verklaringen voor. Zij is steeds bezig mensen om haar heen te informeren over haar ziekte en te overtuigen van haar gelijk.
Ik wil nog wel eens herhalen dat ik ervan overtuigd ben dat gifgassen in de lucht de meeste van mijn klachten veroorzaken.
Er is geen sprake van evidente wanen, hoewel er wel een zekere gevoeligheid voor psychosen aanwezig lijkt te zijn: anamnestisch zouden er verwarde episoden in de voorgeschiedenis zijn.
De aard hiervan is onduidelijk. De stemming is normofoor en het affect wat vlak.
Patiënte heeft voor zover dat te beoordelen is een normale psychomotoriek, maar wordt gehinderd door haar helm. De huidige klachten van patiënte en haar wijze van omgaan met die klachten leiden tot beperkingen in haar sociaal functioneren en zelfs tot levensgevaarlijke situaties.

Er is geen sprake van suïcidaliteit.
Patiënte wekt een sociaal niet handige indruk en denkt dat mensen haar een beetje excentriek vinden.

Ik wil nog wel eens herhalen dat ik ervan overtuigd ben dat gifgassen in de lucht de meeste van mijn klachten veroorzaken.
Biografische gegevens: deze zijn met schriftelijke toestemming van patiënte bij ons op te vragen. Aanvullend onderzoek: Score-opdrachten: 1 week lichamelijke klachten scoren levert een lijst met vele pijnklachten op, 1 week psychische klachten scoren levert een lijst met vele angstige gedachten op.
Observatie: Patiënte is op televisie geweest vanwege haar klachten en die uitzending is nog op internet te bezichtigen.
Patiënte is op 31 maart 2005 op televisie geweest: http://www.eo.nl/portals/programs/episode.jsp?episode=5635157
Zij wordt ook regelmatig met helm op in het Vondelpark gesignaleerd.
Conclusie: Patiënte is een 58-jarige vrouw die komt met een scala aan lichamelijke klachten die volgens haar en collega Meinardi optreden bij contact met chemische stoffen en die zij voorkomt door het continu dragen van een helm met mobiel luchtfilter. De klachten begonnen rond het 40ste levensjaar en werden geleidelijk erger.
Ik wil nog wel eens herhalen dat ik ervan overtuigd ben dat gifgassen in de lucht de meeste van mijn klachten veroorzaken.
In de voorgeschiedenis vermeldt zij ongewenste seksuele handelingen, een depressie, anorexia nervosa en chronisch vermoeidheidssyndroom. Zij wil een bevestiging dat haar klachten niet verklaard worden door psychische factoren, om in aanmerking te komen voor financiële vergoedingen voor haar hulpmiddelen.
Er zijn echter duidelijke aanwijzingen voor het bestaan van een of meerdere psychiatrische stoornissen, waarvan de behandeling haar klachten op zijn minst zou kunnen verlichten.

Behandeling met psychopharmaca zou mijn klachten op zijn minst kunnen verzwaren.
Zie link rechts op
http://PS-vertrouwelijk.blogspot.com : treatments rated more likely to harm than help . . . . . see table 4
Alhoewel de op 22 februari 2007 geconsulteerde psychiater, dr. Waldinger, na een 1 uur en 20 minuten durend consult, zei geen diagnose te willen/kunnen stellen, liet hij me weten bij mij geen aanwijzingen te vinden om te veronderstellen dat ik aan een waanstoornis of schizofrenie zou lijden.
Wel kan hij zich goed voorstellen dat ik, doordat ik een bijzonder uitziende hoofdtooi met aanhangsel draag, door mensen met vooroordelen gek gevonden word..
Hij bevestigde dat het op stap gaan met de voor mij zo handig gebleken buggy (wandelwagentje bedoeld om een kleuter en boodschappen mee te vervoeren) daarnaast nog de indruk kan geven dat ik een zwerfster ben..
Er zijn geen aanwijzingen voor een dissociatieve stoornis en er is onvoldoende informatie om een psychotische episode in de voorgeschiedenis aan te tonen dan wel uit te sluiten. Of patiënte’s preoccupatie met MCS op een psychose berust, kan niet worden vastgesteld, aangezien zij door een collega specialist in deze diagnosestelling wordt gesteund.
Ik wil nog wel eens herhalen dat ik ervan overtuigd ben dat gifgassen in de lucht de meeste van mijn klachten veroorzaken.
Volgens de literatuur mag de diagnose MCS echter niet gesteld worden als de klachten verklaard kunnen worden door een psychiatrische stoornis.
Graag ontvang ik een titel van of een link naar literatuur die aantoont dat het oordeel van één psychiater zwaarder weegt dan het oordeel van talloze collegae artsen uit dezelfde en andere disciplines.
Over het al dan niet bestaan van MCS doe ik geen uitspraak. Over het bestaan van een psychiatrische stoornis wel.
DSM-IV classificatie:
AS 1: 300.81 Somatoforme stoornis NAO
dd/ 297.1 Waanstoornis, somatisch type
Ik wil nog wel eens herhalen dat ik ervan overtuigd ben dat gifgassen in de lucht de meeste van mijn klachten veroorzaken.
300.02 Gegeneraliseerde angststoornis
GAS: van MCS is bekend dat ingeademde gassen direct het limbisch systeem bereiken waardoor ze allerlei verstoringen kunnen veroorzaken, resulterend in bijvoorbeeld: acuut depressieve of angstige gevoelens.
307.80 Pijnstoornis
PS: van MCS is bekend dat daarbij verschillende stoffen pijnen in alle organen alsook in spieren en gewrichten kunnen veroorzaken.
Zie bijvoorbeeld: "Innenraumbedingte chemische Verletzungen und MCS an Hand von Beispielen" http://www.gegen-gift.de/KukDDetox.html
"letztendlich wird wiederum festgestellt: psychiatrisch oder psychosebedingt"...
AS II: 799.9 Uitgestelde diagnose
dd/ 299.80 Pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO
Cluster A persoonlijkheidsstoornis
Cluster C persoonlijkheidsstoornis
AS III: Multiple Chemische Overgevoeligheid (MCS) wordt overwogen door allergoloog, maar moet strikt genomen worden uitgesloten als een psychiatrische diagnose bestaat.

Ik wil nog wel eens herhalen dat ik ervan overtuigd ben dat gifgassen in de lucht de meeste van mijn klachten veroorzaken.
In de voorgeschiedenis: chronisch vermoeidheidssyndroom, tubaligatie, PAP IIIa met conisatie en curretage, enteropathie zonder aanwijzingen voor coeliakie in darmbiopt, uterus myomatosus en osteopenie LWK en heup.
AS IV: juridische strijd m.b.t. vergoeding voorzieningen c.q. medische legitimering klachten.
AS V: GAF-score (huidig niveau): 45-50

Beleid en bespreking:
Ik besprak met patiënte bovenstaande diagnostische opties, waarbij ik wees op een mogelijke gevoeligheid voor angsten en psychosen.

Ik wil nog wel eens herhalen dat ik ervan overtuigd ben dat gifgassen in de lucht de meeste van mijn klachten veroorzaken.
Gassen uit de meeste natuurlijke producten verdraag ik goed. Zelfs het gedurende meer dan twintig jaar regelmatig "meeroken" van cannabisproducten zorgde bij mij, mijns inziens, nooit voor een psychose.
Professor dr. Kahn, Gezondheidsraadlezing 12 oktober 2006:
De keuze voorbij: organisme en omgeving.
Over cannabis en psychosen: vanaf blz. 28
Ik legde patiënte uit dat haar klachten behandeld kunnen worden.
Ongeacht wat de eventuele chemische oorzaak van haar klachten is, zal behandeling haar welzijn kunnen verbeteren.
Ik wil nog wel eens herhalen dat ik ervan overtuigd ben dat gifgassen in de lucht de meeste van mijn klachten veroorzaken.
Ongeacht wat de chemische oorzaak van mijn klachten is, zal behandeling met psychopharmaca mijn welzijn sterk kunnen verslechteren.
Als de diagnose MCS is, wordt een psychiatrische stoornis als oorzaak van de specifieke klachten uitgesloten.
Dit was, in mijn eigen woorden naverteld, de uitspraak van de op 22 februari 2007 geconsulteerde psychiater, dr. Waldinger.
Ik stelde naar aanleiding van de differentiaal diagnose medicamenteuze behandeling voor, waarbij er drie opties zijn:
1. amitryptilline 75 mg daags (vs. chronische pijn) + score-opdrachten gericht op de pijn.
2. venlafaxine 150 mg daags (vs. angst)
3. evt. een laag gedoseerd neurolepticum, bijvoorbeeld olanzepine 10 mg

Psychopharmaca zijn voor de meeste lijders aan MCS contra-geindiceerd en zelfs gevaarlijk gebleken in veel gevallen. (anamnestisch)
Link rechts :

http://PS-vertrouwelijk.blogspot.com treatments rated more likely to harm than help . . . . . see table 4
Een arts met de specialisatie psychiatrie, die zegt niets te weten over MCS, kan, mijns inziens, niet beoordelen/voorzien wat voor effecten psychopharmaca op een MCS patiënt zullen hebben.
Patiënt bleek in eerste instantie niet gemotiveerd voor medicatie en weigerde behandeling.
Zij ging akkoord met deze berichtgeving aan de huisarts, die ik in grote lijnen met haar heb doorgenomen.

De berichtgeving van dr. van der Feltz Cornelis aan de huisarts die ik toen had, leidde in 2006 tot de uitspraak door deze man: "Ik geloof niet dat je klachten veroorzaakt worden door de luchtvervuiling." . . .
Hij toonde zich wel geinteresseerd te weten in welke landen MCS officieel erkend is.
Dat zijn: in verschillende staten van de VS, Canada en Denemarken en in Belgie als beroepsziekte.
Ik vertelde haar dat zij ten allen tijde welkom is om toch voor behandeling op de poli te komen. Twee weken later belde patiënte met de mededeling dat zij de medicatie wil proberen, echter niet door mij voorgeschreven en geëvalueerd, maar door een bevriende arts.
Ik wilde graag 1 dosis van het door mevrouw dokter van der Feltz-Cornelis voorgestelde medicijn laten testen; daar heb ik over gebeld en later ook een kaartje over beschreven, namelijk nadat het door mij verwachte voorschrift uitbleef.

In september 2006 heb ik monsters van Amitryptilline en Effexor ontvangen via een voorschrift van een huisartsvervangende arts en ze daarna laten testen door dr. Blomme, arts voor electro-acupunctuur.
Deze arts, die ik meer dan tien jaar consulteer, raadde me gebruik van Amitryptilline af, onder andere omdat het de stofwisseling verandert en omdat hij het middel overbodig vond voor mij.
Na het testen van Effexor verklaarde hij dat het doet wat het moet doen als het voor mij nodig is, wat op dat moment niet het geval was volgens hem.
Hij constateert al jaren door metingen via electro-acupunctuur dat mijn klachten door de altijd aanwezige luchtvervuiling veroorzaakt worden en raadde mij bijvoorbeeld aan buiten de stad te gaan wonen, er in 2003 aan toevoegend dat verhuizing in Nederland evenwel weinig verbetering zou geven omdat de luchtkwaliteit er overal heel slecht is.
Collega Meinardi was naar haar zeggen langdurig ziek geworden.
Dr. Meinardi, huidarts en allergoloog, die onderzoek doet naar MCS, heeft ontslag genomen uit het AMC en werkt nu in de Mauritsklinieken te Den Haag.
Hij is ervan overtuigd dat gifgassen in de lucht de meeste van de klachten bij MCS-patiënten veroorzaken.
Ik heb haar voorgelegd de behandeling bij mij te doen, omdat het toch psychiatrisch ingewikkeld is om de verschillende differentiaal diagnoses en passende behandelingen af te werken. Patiënte was hiertoe niet gemotiveerd. Ik heb haar dus alsnog van mijn poli ontslagen en sta open voor nader overleg met patiënte of een door haar gekozen behandelend collega.
Met collegiale hoogachting, Mw. dr. C.M. van der Feltz-Cornelis, psychiater


Bij afwezigheid:
Mw. H.I. Kuipers, psychiater
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
In volledige aanwezigheid,
Mirjam Ruijter, vogelvrije proefkanarie
PS: die nog wel eens wil herhalen dat ze ervan overtuigd is dat gifgassen in de lucht de meeste van haar klachten veroorzaken...
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
***************************************************************
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
VIJF KLASSIEKE VALKUILEN VOOR ARTSEN
8 april 2005 – huisartsvandaag.nl
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De meeste fouten die artsen maken, hebben niet te maken met tijdsgebrek of liggen aan het feit dat ze onvoldoende vragen stellen.
De oorzaak ligt eerder in 'cognitieve vertekeningen', die het oordeel van begin af aan een verkeerde richting uitsturen, verklaart sociaal psychologe Jill G Klein in BMJ [British Medical Journal]. Ze gaat enkele belangrijke oorzaken na die diverse onderzoeken aan het licht hebben gebracht.
1. Vooringenomenheid
Eerste oorzaak is de neiging om de dingen op basis van een representatief kenmerk onder te brengen in een bepaalde klasse: de zogenaamde 'representativeness heuristic '. Een eenvoudig voorbeeld: in een experiment krijgen twee groepen verpleegkundigen een denkbeeldig scenario van een patiënt met een mogelijke CVA. Als het verhaal wil dat de adem van de patiënt sterk naar alcohol ruikt, is de kans kleiner dat de ondervraagden de symptomen toeschrijven aan een ernstige organische oorzaak. Of met andere woorden: de patiënt is zo representatief voor een geval van 'alcohol-misbruik' dat de diagnose automatisch in die richting neigt. Opmerkelijk is ook nog dat de resultaten zowat dezelfde zijn bij studenten als bij afgestudeerden. Training blijkt dus weinig effect te hebben op deze 'ingebakken' valkuil. Hoe kunnen we aan deze valkuil ontsnappen?
Antwoord: ga niet alleen uit van de kans op een CVA bij overdadig alcoholgebruik, maar vraag je gewoon af hoe groot die kans zou zijn zonder die ene, bijkomende informatie. Met andere woorden: blijf je steeds bewust van de basisincidenties van de aandoeningen en hecht niet teveel waarde aan één element in de informatie.
2. Beschikbaarheid
Een tweede frequent voorkomende valkuil is de 'availability heuristic': artsen hebben de neiging om die gedachten aan te grijpen die door hun grotere 'beschikbaarheid' het eerst opkomen.
Vandaar dat ze sneller aan een bacteriëmie denken als ze net een patiënt met bacteriëmie hebben verzorgd.
Deze valkuil zou bijvoorbeeld kunnen verklaren waarom artsen soms zo terughoudend zijn bij het voorschrijven van opiaten tegen pijn.
De gevaren van opiatenverslaving krijgen namelijk heel wat meer aandacht dan de voordelen van pijnbestrij-
ding.
Door de hogere 'beschikbaarheid' van deze informatie wordt de kans op verslaving bij pijnbestrijding verkeerd ingeschat. Hier gaat het er dus om uit te maken: is deze informatie werkelijk relevant, of springt ze mij alleen maar in het oog?
3. Zelfverzekerdheid
Teveel zelfverzekerdheid is een derde en niet te onderschatten rem op een optimalisatie van het klinisch beleid. Dat komt bijvoorbeeld duidelijk naar voren in een recent onderzoek over pijnbestrijding, waarin artsen hun eigenlijke vaardigheden terzake merkbaar overschatten. Intercollegiale contacten kunnen allicht een gezondere visie op het eigen kunnen bewerkstelligen.
4. Bevestiging
Artsen hebben ook wel eens de neiging om bij het vormen van hun oordeel vooral te zoeken naar bevestiging van reeds aanwezige verwachtingen, aldus de auteur. Informatie die niet met de verwachtingen overeenstemt, wordt sneller als onbelangrijk afgedaan. In de anamnese betekent het vaak dat bijkomende vragen er vooral toe dienen een eerste oordeel verder te ondersteunen, terwijl elementen die dit tegenspreken verwaarloosd blijven.
5. Correlatie
Een laatste belangrijke valkuil tenslotte is de 'denkbeeldige correlatie':
de tendens om een verband tussen gebeurtenissen te leggen, zonder dat een bewijs voor dit verband voorhanden is. Dit verklaart onder meer het succes van diverse alternatieve behandelingen.
Zowel arts als patiënt onthouden bij die gelegenheden vooral die gevallen waarbij de patiënt het beter stelde na behandeling.
Meer aandacht is dus nodig voor gevallen waarbij het vermeende verband niet blijkt te kloppen.
Geschreven notities vormen een objectieve controle voor iedereen die zijn therapeutisch beleid ernstig neemt.
Ironisch genoeg zullen juist die mensen die neigen tot cognitieve vertekeningen, oordelen dat ze uitstekende beslissingnemers zijn.
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Ook hier blijkt
'weten dat je niet weet' de grootste wijsheid,
besluit Klein.
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bron: Medisurf.be/ BMJ 2005; 330: 781-783 (2 April)
Bovenstaand artikel bevindt zich op:
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
*******************************************************************
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
26 april 2005 – Trouw
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
In het medisch onderwijs is nauwelijks aandacht voor geneesmiddelen. Mede daardoor krijgt de farmaceutische industrie kans de wetenschap te beïnvloeden, aldus een hoogleraar tijdens een hoorzitting in de Kamer. 'Bedroevend' vindt prof.dr. C.J. van Boxtel, hoogleraar klinische farmacologie in Amsterdam, het peil van het onderwijs over pillen aan studenten medicijnen. ,,Farmacologie ligt erg ver van het bed van de dokters.'' Van Boxtel was een van een grote groep wetenschappers die gisteren op initiatief van de SP door de Tweede Kamer werden gehoord over de invloed van de farmaceutische industrie op de Nederlandse wetenschap. Er zijn serieuze signalen dat fabrikanten studies naar hun hand zetten.
In een ijzeren tempo hoorde de Kamer in krap vijf uur 26 wetenschappelijk onderzoekers, wetenschappers van medische vakbladen en vertegenwoordigers van het farmaceutische bedrijfsleven.
De meningen waren en bleven verdeeld.
,,Ik merk in mijn eigen praktijk niet dat er in Nederland heel veel in schimmigheid gebeurt tussen wetenschap en industrie.
Ik heb bezwaar tegen die suggestie'', aldus de Groninger geneesmiddelenonderzoeker prof.dr. W.H. van Gilst. Psychiater prof.dr. H. Rooijmans, voorzitter van de Raad voor Gezondheidsonderzoek, vond wel dat artsen bij zichzelf te rade moeten gaan.
,,Dokters zijn net zo ontvankelijk voor gunsten als andere mensen. Als ik zie hoeveel artsen op kosten van de industrie naar buitenlandse congressen gaan, dan vind ik dat zorgelijk. Het is een voedingsbodem voor smoezelig contact. In academische medische centra krijgen specialisten een speciale toelage voor congressen.''
Prof.dr. A. Cohen, hoogleraar klinische farmacologie in Leiden, vond ook dat medische studenten onvoldoende opleiding krijgen in werking en toepassing van geneesmiddelen.
Maar hij sprak tegen dat de industrie daarvan profiteert. Volgens Cohen is nergens ter wereld de controle op medicijnen en geneesmiddelenonderzoek zo goed geregeld als in Nederland.
Hij kreeg weerwoord van prof.dr. F. Rosendaal, hoogleraar klinische epidemiologie in Leiden.
,,Het is prachtig dat er een controlesysteem is, maar dat betekent niet dat er geen sprake is van beïnvloeding.
Het probleem is het geld.
We weten toch dat medisch specialisten in perifere ziekenhuizen BV'tjes oprichten om geld te verdienen?''
Prof.dr. T. Dehue, hoogleraar theorie en geschiedenis van de psychologie in Groningen, pleitte voor de vorming van een onafhankelijk fonds voor de financiering van wetenschappelijk onderzoek.
Dat fonds zou moeten worden gevuld met geld van de overheid en de farmaceutische industrie.
Haar voorstel kreeg ruime steun. Dr. C. de Visser, directeur van de koepel van farmaceutische bedrijven Nefarma, wees de Kamer op de grote economische waarde van zijn bedrijfstak. ,,We besteden 600 miljoen euro per jaar aan onderzoek in Nederland en 15000 arbeidsplaatsen worden direct of indirect door de industrie gefinancierd.'' Volgens dr. H.J. Out, directeur klinisch onderzoek van Organon, blazen tegenstanders van de industrie incidenten op tot structurele problemen.